Verhaal transman 1
door JochemHoe is het voor mij om het grootste deel van mijn leven aan een aandoening te hebben geleden die mijn hele identiteit heeft verhuld? Zelfs dwong om een valse identiteit aan te nemen die mezelf teniet deed?
Als klein kind wist ik al dat ik een jongetje was. Maar daar was binnen de opvoeding absoluut geen ruimte voor. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Dus leerde ik al snel dat ik die "fantasie" voor mezelf moest houden en deed zo goed mogelijk wat er van me werd verwacht. Dat dit een onnatuurlijk gewrocht was, leidde er toe dat ik vrijwel mijn hele schooltijd het "pispaaltje" was. De andere kinderen voelden haarfijn dat ik anders was. Zelf verwoordde ik het als "onaangepast". Zo zou ik mezelf nog heel lang betitelen.
Als tiener een bloedmooi "meisje". Maar ik kon me met de andere meisjes niet identificeren, omdat ze wat mij betrof wezens van een andere planeet konden zijn. Met de jongens evenmin omdat ik die wel kon aanvoelen, maar ik was er dus geen. Wie ben ik dan wel?
Een doodongelukkige, verwarde, eenzame adolescent met een noodgedwongen stereotype beeld van jongens en meisjes, die zich afzet tegen de verstikkende moraal van thuis, wanhopig op zoek naar contact. Wat er toe leidt dat ik met Jan en alleman zo snel mogelijk het bed in duik. Maar het brengt uiteraard geen verlichting, want ik ben het niet met wie ze contact maken, maar mijn rolfiguur.
Ik leid voor de buitenwereld zo goed mogelijk het leven van een mooie, sensuele, maar erg stoere vrouw. Ik heb geen andere keus, want ik besta niet. Alleen in mijn eigen hoofd kan ik mezelf zijn. Niemand mag het weten. Want hoe vertel ik nou in godsnaam dat ik een homoseksuele man ben, terwijl iedereen toch overduidelijk een vrouw ziet staan? Ik kan het zelf niet eens hardop tegen mezelf zeggen als ik in de spiegel kijk, zonder de onvermijdelijke conclusie te trekken dat ik dus wel stapelgek moet zijn. Ik kan net zo goed roepen dat ik Napoleon ben. Nee, daar kan ik maar beter het zwijgen over doen. Gaat niemand wat aan dat ik gek ben. Bovendien is er toch niets aan te doen. Ik heb levenslang, zonder kans op gratie.
Dus ik leg me toe op mijn rol. De implicaties zijn enorm. Want altijd moet ik op mijn hoede zijn. Beweeg ik me wel goed? (Mannen bewegen zich van nature nu eenmaal anders.) Kan ik dit of dat wel zeggen? Welke gevoelens mag ik hebben voor iemand? Passen de relaties die ik aanga wel bij mijn rol? Immers de mannen waar ik me toe aangetrokken voel en mee identificeer, kunnen mij helemaal niet zien. Voor hen besta ik niet. De mannen die zich tot haar aangetrokken voelen, vallen op iemand die ik helemaal niet ben. Maar aangezien zij de enigen zijn waarmee ik iets kan beginnen, creëer ik dus relaties voor die meid. Zelf heb ik in mijn hoofd dan maar een wereld voor mezelf gecreëerd. Fantasie uiteraard. Met vrienden, vijanden, een lief. Want ik wil zelf ook wel eens een goed gesprek met iemand hebben, ruzie maken, me afreageren, iets voor iemand mogen voelen, begeren en begeerd worden, enz. Maar ik weet natuurlijk dat het fantasie is, alleen maar bedoeld om te kunnen overleven. De druk wordt allengs verpletterend. Ik snak er naar om uit te breken, maar heb geen schijn van kans.
Ik stap op de vrachtwagen. Ga zo ver mogelijk weg, altijd alleen. Weken van huis, dan even thuis en weer pleite. Niemand om me heen, dus ik kan zoveel mogelijk mezelf zijn. Zolang ik mezelf dan maar niet zie of aanraak tenminste. Dan is er altijd weer die nanoseconde van vervreemding: "Wie is dit? Dit kan ik niet zijn. Oh ja, dat ben ik toch wel..." Werken. Weken van 100 uur en meer, om mezelf te ontvluchten. Uitputting als remedie tegen loodzware depressiviteit en gekmakende eenzaamheid. Wel geniet ik van het spelen met die grote truck. Jakkeren door de bergen. Ben meer chauffeur dan mijn meeste mannelijke collega's. Kan mezelf voor mezelf erin bewijzen. Verwerf voor mezelf eindelijk wat bestaansrecht, in het diepste geheim natuurlijk.
Tot het touw breekt en ik afgebrand raak. Ziek thuis, burn-out, schildklier problemen, rug- en nekslijtage, chronische hoofdpijn, ME, zwaar depressief, noem maar op. Waar doe ik het eigenlijk allemaal nog voor? Voor mijn familie en vrienden. Maar wat heeft het nog voor zin? Als ik goed mijn best doe, dan mag ik het zo nog een jaar of 40 volhouden. Wat is dan mijn beloning? Dat ik dood ga. Fijne beloning. Kan ik toch beter nu doodgaan?
Ik geef een etentje voor vrienden. Iedereen amuseert zich prima. Ik kijk om heen en denk: "Dit is je leven. Dit zijn je beste vrienden en niemand heeft er zelfs maar een notie van dat je bestaat. Waarom scheid je er niet mee uit?" Ik blijf volhouden omdat ik nu eenmaal geen opgever ben. Maar de druk wordt steeds erger. Als mensen me aanspreken met mevrouw kan ik ze wel slaan. Ik wil ze aanvliegen en schreeuwen: "Kijk dan, verdomme. Kijk dan naar me, hier sta IK, ik ben toch geen vrouw!" Maar wat heeft dat voor zin? Ze kunnen me nu eenmaal niet zien. Elke keer dat ze me met mevrouw aanspreken wordt de vernedering dieper en de pijn onverdraaglijker. Inmiddels erken ik wel dat ik toch besta. Accepteer dat ik echt ben. Een homo in de verkeerde verpakking. Maar wat schiet ik er mee op? De wanhoop grijpt me letterlijk naar de strot.
Dan, eigenlijk als een donderslag bij heldere hemel, krijg ik de kans voor een transitie. 44 ben ik dan. Dolblij. Het deurtje van mijn kooi is volkomen onverwacht ineens open gezet! Nadat de eerste euforie is weggeëbd, begint de beproeving pas echt. Ik kan wel fijn voor dat open deurtje zitten wippen, maar ik ben nog steeds niet vrij. Kan immers nog lang niet vliegen. Het traject is nog maar pas begonnen. Een lange weg vol frustratie en ongeduld. De psychologische screening kom ik in een recordtijd van drie maanden door. De eerste operatie is dan al een feit: de binnenboel is eruit. Dan gaat het langzaam. De eerste spuit is het startsein om mijn oude rol van me af te schudden: vanaf vandaag ben ik mezelf! Noem ik me A. en eis ook als zodanig aangesproken en behandeld te worden. Hoongelach volgt mijn schreden. Geen wonder, iedereen ziet nog steeds een vrouw, maar nu noemt dat gekke wijf zich een vent...
Dat is dan maar zo. Natuurlijk doet het pijn om publiekelijk voor gek te lopen. Maar in elk geval ben ik een vrije gek en dat is het belangrijkste. Koppig stap ik voort en gaandeweg wordt mijn stem lager en verandert mijn gezicht. Fanatiek ben ik gelijk met de eerste spuit aan het trainen gegaan. Ik zal dat lijf wel even een handje helpen. Een man zullen ze zien, verdomme. En het werkt! De kilo's spieren vliegen eraan en gaandeweg beginnen vreemden in verwarring te raken. Is dat nu een vent of een wijf? Een flikker of een pot? Nog jaren zal ik mijn schandelijke geheim onder mijn kleren moeten verbergen. Ondertussen lever ik verbeten strijd met een onwillige zorgverzekering om mijn aanpassingen vergoed te krijgen. Hun getreiter maakt me half gek van de stress en wanhoop.
Nu, vier jaar later, ben ik vele operaties verder. Mijn transitie is voltooid, hoewel ik nog worstel met complicaties. Ik strijd nog steeds met de verzekering. Maar ik ben vrij! Eindelijk leef ik mijn leven. Ik ben trots op mijn lijf! (Het resultaat van de liefdevolle inspanningen van het onvolprezen genderteam van Gent, dat ik innig dankbaar ben.) Ik ben klaar om te vliegen! Onwennig wapper ik met mijn vleugeltjes. Het valt niet mee, want ergens is de wereld toch helemaal nieuw voor me. In een recordtijd moet ik zoveel emotionele ontwikkeling inhalen, mijn plaats in de wereld leren kennen, mijn draai vinden. En de grootste littekens zitten aan de binnenkant!
Ik ben bij aanvang van mijn transitie opnieuw gaan studeren. Psychologie. Vorige week heb ik een leer-/werkplek aangeboden gekregen bij een bekende genderpsycholoog. Nog eens vijf jaar studie zullen volgen. Ik wil graag een lieve vriend vinden.
Een nieuw leven, mijn leven, begint nu pas. Al struikelend en vallend omarm ik het. Vastberaden ploeter ik door. Ik ga er iets van maken!
Anoniem, oktober 2009
Reactie toevoegen